Breinhart gaat over de connectie tussen brein en hart.

Breinhart beschrijft hoe verschillend hoofd en hart ingebrachte informatie verwerken.

Evolutionair gezien gaan we als mens leren om voornamelijk te manifesteren vanuit het hart, waarbij het brein een ondersteunende rol krijgt toebedeeld. Nu (eind 2012) is dit nog andersom. Aan het eind van dit boek heb je voldoende informatie hoe je deze overstap van brein naar hart het beste kunt maken en vervolmaken.

De connectie tussen het brein en het hart is een levend wonder. In het lichaam hebben ze een volledige samenwerking waardoor hun eigenheid opgaat in het totaal. En toch… als we meer gaan begrijpen over de tegelijkertijd van hun taken in het lichaam en de geest… én in de ziel dan wordt het wonder nog groter.

Volledige samenwerking met behoud van eigenheid is iets wat ons hart en brein zonder problemen tot stand brengen. Wij, als mensen, doen hier ook ons best voor. De natuurkunde leert ons dat atomen moleculen kunnen vormen, die op hun beurt cellen kunnen vormen, die op hun beurt organen kunnen vormen, die op hun beurt wezens kunnen vormen, die op hun beurt gemeenschappen kunnen vormen, die op hun beurt volken kunnen vormen, die op hun beurt één mensheid vormt. Met de laatste stap hebben we vreemd genoeg nog de meeste moeite. Daar waar het meervoud enkelvoud wordt.

Verschillende delen die samen een geheel vormen is in de natuur de normaalste zaak van de wereld. Meervoud dat enkelvoud wordt is eigenlijk heel gewoon. Alle delen doen – of ze er bewust van zijn of niet – op ieder moment mee in het geheel en hebben een eigen taak in verbondenheid. Alles dat bestaat, heeft bestaan en nog gaat bestaan doet hierin mee. Of delen samenwerken of elkaar tegenwerken is nu even onbelangrijk. Op beide manieren doen ze immers mee in het totaal. De onderlinge uitwerking van samenwerken of tegenwerken is wel anders.

De natuur kent volledige samenwerking met behoud van eigenheid. Op lichamelijk gebied weten we dat onze lichaamsdelen verbonden zijn in één lichaam. In dat ene lichaam zijn lichaam en geest ook als een eenheid verbonden. Er bestaat bovendien nog de ongeziene ziel, die een belangrijke taak vervult in dat lichaam. De ziel is het deel dat de verbondenheid als een evolutionaire kracht weet in te zetten. Zodat we als mens samengaan met een ander mens. Zodat mensen samenwerken in een bedrijf. Zodat mensen zich verbonden voelen met een stad, met een land, met een continent. Er bestaat altijd wel een overkoepelende verbondenheid.

Verbondenheid is een evolutionaire kracht Een zaadje groeit uit tot een boom als de voorwaarden voor doorgroeien voldoende blijven. De kiemkracht van het zaad wordt leven in ontwikkeling. Een zaadje lijkt wel wat op een ziel. Het zaadje heeft net zoals een ziel de kracht om kiemkracht om te zetten in levenskracht. De ontwikkelingsexplosie van kiemkracht brengt groei teweeg. Groei die naar verwachting op den duur over zal gaan in bloei. Groei gaat het vloeiendst wanneer de voorwaarden tot ontwikkeling aanwezig blijven. Zolang er leven in ontwikkeling is, zijn ook de voorwaarden aanwezig die de groei mogelijk maken. Doorgroeien in een menselijk leven is meer verbonden met de geest dan met het lichaam. Het lichaam vernieuwt zich op celniveau. De geest blijft zich ontwikkelen. Gedachten en gevoel vormen samen de geest in de mens. De mens kan hierdoor nadenken en gevoelens tot uiting brengen. Gedachten en gevoel construeren iedere dag groei. Deze groei wordt beleefbaar gemaakt door het brein en het hart. Van een zaadje tot een boom en van een baby tot een wijs mens. Groei, ontwikkeling, verandering en overvloed. De natuur biedt zoveel voorbeelden waarin dit zichtbaar is. Bovendien wordt er een groei, ontwikkeling en verandering zichtbaar via de seizoenen. Ze vormen zich om tot cycli. Het vormen, kleuren, verkleuren en afvallen van de bladeren aan de bomen laten de karmische werking van de natuur zien. De natuur kent talloze cycli van geboorte, groei, bloei en loslaten. Bij de boom blijven de takken en de stam staan als bewijs van de nog steeds bestaande levenskracht. Het zijn de bladeren die een snelle cyclus vormen. Bij de mens is de groei in verandering te ervaren als de uitkristallisatie van gedachten en gevoel in het lichaam. Iets wat vanzelf zichtbaarder wordt in het lichaam naarmate de geleefde tijd groeit. Deze uitkristallisatie wordt gedeeltelijk overgedragen op een nieuwe spruit via het doorgeven van informatie. Dankzij het overdragen van denkwijzen en emotionele beleving ontvangt de baby en het kind conditionering. Belevend erven is wat gebeurt. Een baby is als een nieuw blad aan eenzelfde (stam)boom. Hierdoor krijgt dit wezentje karmische werking te beleven. Karma is het erven van informatie. Een nieuweling wordt ingebed in bestaande uitkristallisatie, maar heeft wel een eigen kiemkracht. Daar heeft de ziel het leven immers voor aangemaakt. In ieder leven zit aanvraag voor eigen beleven en ervaren. Dit heeft te maken met de zielsbedoeling. Daarnaast brengt de levenskracht openheid voor groei, en die groei leidt vervolgens weer tot een eigen uitkristallisatie. Er bestaat verbondenheid van ziel, lichaam en geest. Dit wordt door het karma aan elkaar geknoopt.

De ziel geeft kiemkracht aan een nieuw leven mee, waarmee een menselijk wezen deze energie gebruikt om lichaam en geest te ontplooien en zichzelf zo volledig mogelijk uit te kristalliseren. In die mens vormen het brein en het hart de batterijen voor de uitkristallisatie. De rest van het lichaam heeft een ondersteunende rol en geeft verduidelijking wanneer dat nodig is. Het brein en het hart vormen samen een drie-eenheid in het menselijk lichaam. Ze vormen de karmische drie-eenheid van lichaam, geest en zielsbedoeling. In de drie-eenheid bestaat de verbondenheid van de ziel in de zijnswijze van het wezen. Het wezen is immers het directe gevolg van de kiemkracht. Het wezen vormt een ontvangend bewustzijn om deel te gaan nemen aan de ontplooiingen van lichaam en geest. De ziel brengt hierin de zielsbedoeling tot leven en gebruikt karma als middel voor de verwerkelijking ervan in de materie.

Een kort overzicht van enkele van de vaak gebruikte begrippen in het boek:

Het Lichaam: Het lichaam heeft als opslagplaats van verwerkte en onverwerkte informatie de mogelijkheid om te laten zien wat er aandacht verdient. Het lichaam is altijd een eerlijke vertaling van de aanwezige energie in de stof.

De Ziel: Van oorsprong is ziel volkomen liefde en potentie. Pure liefde is trillingsvrij en on-aantastbaar. Ziel is in staat om zowel kosmisch groot als klein te zijn op hetzelfde moment. Ziel is trillingsvrij en komt voor een deeltje in trilling doordat ziel het leven inzet als fenomeen om ervaring te genieten. De ziel voedt het leven onophoudelijk met zichzelf.

Het Leven: De essentie van leven is het vermogen om trilling te koppelen aan materie en aan geest, met instandhouding van de trillingsvrije ziel. Leven is een vermogen van de ziel. De ziel heeft het vermogen om zichzelf via leven = trilling = vibratie = beweging te koppelen aan het Zijn.

Het Zijn of de zijnsenergie: De zijnsenergie is de “lijm” tussen lichaam, geest en ziel. Het bevat alle frequenties die door het lichaam in gebruik genomen zijn.

Energie: Energie heeft net als ziel het vermogen om in trilling te komen. Energie in werking bestaat uit trilling. Energie in werking kent onmeetbare mogelijkheden om zich uit te drukken. Energie in werking heeft de vrijheid om trillingen te produceren al naar gelang de aanvraag. Energie voegt zich naar de ziel, naar de geest en naar het lichaam, zodat iets kan manifesteren maar ook kan oplossen.

Energieën: De ongelooflijke hoeveelheid variaties in trilling die een levend wezen aangeboden kunnen worden waarbij “het besturingssysteem” van dat wezen de opname en uitwerking bepaalt.

Het Ego: De behouder van de energie die tijdens de carnatieperiode van de ziel door een lichaam stroomt. Het ego verzamelt alle ervaringen die opgedaan worden voor eigen gebruik. Het ego bestaat in een bewuste, onderbewuste en onbewuste vorm.

Het Wezen: Energie die vanuit de ziel wordt aangedragen om de zielsbedoeling tot uiting te brengen. Het wezen bevat de authenticiteit die karma mogelijk maakt.

Karma: Karma is belevend erven. Karma wordt ondersteund door ziel, geest en lichaam.

Zielsbedoeling: Daar waar de ziel het leven voor heeft aangemaakt. Er zit aanvraag voor beleven en ervaren in. De ziel weet hoe deze te genieten. De ziel is een verzamelaar van ervaringen, niet gehinderd door enige chronologische volgorde.

De Geest: Voor het doorgronden van geest is een chronologische opbouw essentieel. Geest is het vermogen om eigenheid aan te brengen in alles wat er beleefd en waargenomen wordt. De geest wordt zowel door het ego als door het wezen gebruikt. Geest gebruikt onderscheid tussen “licht en donker”, is zelf echter géén polariteit.

Polariteit: Een deel van de geest om chronologische opbouw te kunnen realiseren waarbij beleven van onderscheid en afwisseling de mogelijkheid brengt tot structureren.

Het Brein: Alles wat te maken heeft met informatieverwerking in de hersenen. Alle gegevens die aangeleverd worden, zowel die vanuit het innerlijk als vanuit de omgeving van het lichaam krijgen betekenis via het brein. De zintuigen zijn de voornaamste aandragers van informatie.

Het Hart: De ziel geeft informatie over de zielsbedoeling via het wezen aan het hart. Het verstaan van deze informatie-zonder-zintuigen start het hart op als het centrum van het Zijn. Het hart is een centrum voor het wezen om de wezensenergie zichtbaar te maken.